gehuwde
Jump to navigation
Jump to search
Dutch[edit]
Pronunciation[edit]
Adjective[edit]
gehuwde
- inflection of gehuwd:
Noun[edit]
gehuwde f or m (plural gehuwden)
- A married person
Synonyms[edit]
- getrouwde m or f
Related terms[edit]
See also[edit]
- ongehuwde m or f
- vrijgezel m (bachelor)
- gescheidene m or f (divorcee)
Participle[edit]
gehuwde
- inflection of gehuwd: